De zee en het zout vormde de basis en het middel van bestaan van de vroegere Romeinse kolonies en gaf de gelegenheid om commerciële handel , waarvan nog steeds diverse getuigenissen, zoals de zogenaamde Baños de la Reina, de baden van de koningin, in Calp.
Na verloop van tijd, en na eeuwen van vergetelheid, gaf de volksverbeelding een naam aan deze erfenis en werd deze plaats “ De baden van de moorse koningin”, genoemd, omdat in de rotsen tegen de kust bassins werden uitgehakt die, zoals later onderzoek toonde, bestemd waren als viskwekerijen. Als we daar nog de geheime gangen met afwatering aan toevoegen is het verhaal volledig : dit waren de tunnels die je tot een geheim paleis leidde en langs waar de “moorse koningin” naar haar baden aan de kust ging . Ook dit volksgeloof maakt een belangrijk deel uit van de culturele erfenis van deze vindplaats.
De romeinse vindplaats “Baños de la Reina” enclave aan de kust valt op door het prachtig architectonisch ontwerp en haar mozaïek, en is in haar soort één van de belangrijkste samenstellingen van het het hele door de Romeinen bezette gebied. Desondanks men tot heden slechts 25 % van het gebied heeft opgegraven, is dit voldoende om zich de grootte van deze Romeinse nederzetting te kunnen inbeelden, die reeds 2000 jaar geleden bedeeld was met alle soorten luxe. De uitgegraven waterbekken in de rotskust die voor de versheid van de vis dienden gaven de naam aan deze enclave die tot op heden nog steeds gebruikt wordt.
Gedurende de eerste en de tweede eeuw na werden de eerste huizen gebouwd, een klein thermaal bad gekend als “termas de la Muntanyeta”, en een industrieel gebied waar in de rotsen een waterrat uitgegraven werd dat voor drinkwater zorgde. Op het einde van de derde eeuw bouwde men een weelderige villa met een ronde patio met een privé thermaal. Uiteindelijk , in de vijfde en zesde eeuw, werd deze plaats belangrijk voor de scheepvaart. Er zijn sporen die duiden op een christelijke cultuur door resten van een kleine kerk met een doopvont, een Grieks kruis en een aanpalende begraafplaats.
Tijdens de bouwwerkzaamheden in 1993 langs de kust ontdekte men de resten van dit klein thermaal complex met een oppervlakte van 500 m² , momenteel gekend als “las Termas de la Muntanyeta”.
Tussen de gevonden documenten tijdens de opgravingen, vond men verschillende waterbekken zoals een zwembekken voor koud water (frigidarium) bereikbaar via drie treden. Ook waren er diverse ovens die de temperatuur regelden in de warme (caldarium) en in de lauwe zalen (tepidarium). Het verwarmingssysteem werd ontwikkeld door Romeinse ingenieurs en was gebaseerd op verhoogde vloeren opgeheven op kolommen van steen (pilae) en muren met luchtkamers gebouwd met de hulp van keramische buizen (tubuli) die de warmtecirculatie vergemakkelijkte door de verschillende kamers en ze zo warm hielden.
Verbonden met deze ruimten bevond er zich een kamer met vloertegels in visgraad vorm (opus spicatum), ook vond men diverse andere complementaire zalen die voor tijdverdrijf dienden en rijkelijk met grijze marmer uit Algerije bekleed waren.
Het bestaan van enkele grote waterbassins in de zee, uitgehouwen in de zandrotsen bekend als “piedra tosca”, en in de volksmond “Banos de la Reina mora” genoemd zijn voor deze naam van deze archeologische enclave verantwoordelijk.
Het complex, uitgegraven aan dezelfde kust is gevormd door een grote rechthoekige depot van totaal 165 m². Het binnengedeelte was door muren van natuursteen onderverdeeld, om plaats te geven aan 6 waterbekken die met een opening met elkaar verbonden waren. De ingang van het zeewater verliep via 4 kanalen die ook uitgegraven zijn en die de circulatie tussen alle waterbekken toelieten. Deze kanalen kon men sluiten door sluisdeuren, wat de stroom van water en ook het stilstaan van het water regelde en alzo het ontsnappen van de vis uitsloot.
Als deze kwekerijen of piscinae verwant zijn met het kweken van levende vis, kan men het mogelijk gebruik als watertuin ervan niet uitsluiten.
Het domein was regelmatig het onderwerp van archeologische opgravingen en de mooiste mozaïeken werden in musea ondergebracht, maar toch ligt het er al vele jaren een beetje verwaarloosd bij. Daar wil het gemeentebestuur verandering in brengen en dit jaar zal men op Fitur, de belangrijkste toeristische beurs in Madrid, propaganda maken voor deze archeologische vindplaats, maar ook voor een ander archeololisch geheel, namelijk het oude dorp langs de flanken van de bekende Peñon de Ifach.
De middeleeuwse stad van Ifach is momenteel in feite de enige vindplaats in de Communidad Valenciana, en de enige veroverde stad die niet onderzocht, uitgegraven, noch omgebouwd werd en daarom uniek en uitzonderlijk is.
Het betreft een stedelijke enclave uit de dertiende eeuw, geactiveerd door admiraal Roger de Llurua, één van de belangrijkste personen uit deze tijd. Het was een enorme ommuurde ruimte voorzien van een complex toegangsysteem: kamers, magazijnen, huizen en een geweldige kerk toegewijd aan “Onze lieve Vrouw van de Engelen”, met een middeleeuwse begraafplaats aan haar voeten. Deze fundamenten zouden slechts van korte duur zijn met niet langer dan honderd jaar bestaan. De vele aanvallen van zeerovers dwongen de bewoners deze stad te verlaten en meer naar het binnenland te verhuizen, waar men nu nog de muren en de oude stad van Calpe vindt.
Vanaf 2005 heeft de deputatie van Alicante door middel van het provinciaal archeologisch museum (MARQ), samen met het stadsbestuur van Calpe in samenwerking met de technische staf van het park, een geschikte bestemming gezocht voor de archeologische resten. Nu worden er al enkele jaren archeologische opgravingen verricht en heeft men waardevolle ontdekkingen gedaan. Vanaf dit jaar wil Calp deze twee belangrijke onderdelen uit de geschiedenis van de stad meer onder de aandacht brengen en voor bezoek open stellen. Dat er dan nog veel moet gebeuren is een feit, maar er zal werk van gemaakt worden.