Naar aanleiding van een bericht op Facebook van de Ambassade van België te Madrid over Spaanse woorden die in het Nederlands worden gebruikt worden, ben ik er even dieper op ingegaan. Het is duidelijk dat het Nederlands veel invloed heeft ondergaan en er zijn tal van leenwoorden uit het Frans, Engels en Duits. Minder bekend zijn de Spaanse leenwoorden die het Nederlands beïnvloed hebben. Leenwoorden zijn vaak woorden die moeilijk te vertalen zijn of die typisch zijn voor het gebied waaruit het woord afkomstig is.
Wat de Spaanse leenwoorden betreft zijn er enerzijds woorden die direct uit het Spaans komen en anderzijds via inheemse talen in het Nederlands terecht zijn gekomen. Veel van die leenwoorden kunnen ondergebracht worden in een bepaalde categorie. Zo zijn er heel veel woorden die tot de ‘culinaire wereld’ behoren: avocado, aioli, cacao, calamares, chocolade, gamba, tapa, tomaat en natuurlijk mag ook paëlla niet in deze reeks ontbreken. Logisch is ook dat er woorden zijn die te maken hebben met de Latijns-Amerikaanse cultuur: macho, salsa, poncho, conquistador, hacienda, sigaar en… de alombekende siësta. Ook uitdrukkingen zoals: adiós, caramba en basta worden wel eens gebruikt in het Nederlands. Maar daarnaast zijn er nog vele andere woorden zoals cargo, comando, coyote, embargo, lasso,… Omgekeerd is de invloed heel wat minder. Eén van de bekendste voorbeelden is misschien flamenco dat komt van ‘vlaming’. Het woord stamt uit de periode van de 80-jarige oorlog. Grote groepen zigeuners trokken door Spanje en werden aanzien als ‘vlamingen’ en daardoor werden ze flamencos genoemd.