De verleiding wordt alsmaar groter voor sommige senioren om een centje bij te verdienen wanneer zij puur op basis van hun pensioen niet rondkomen. Anderen zijn dan weer zo gepassioneerd door hun werk dat ze hun beroepservaring ten dienste willen stellen van anderen. Met de regering Di Rupo kwam er een stimulans om mensen aan te moedigen langer te werken en een extraatje bij te verdienen na het pensioen. Deze voordelige regeling heeft echter enkel betrekking op het sociale zekerheidsrecht en niet op het fiscaal recht.
Vanuit het oogpunt van het sociaal zekerheidsrecht houdt deze stimulans in dat een persoon die zijn rustpensioen ontvangt en minstens 65 jaar oud is of een loopbaan heeft gehad van 45 jaar, onbeperkt kan bijverdienen zonder dat zijn pensioenrechten in gevaar komen. Het is voldoende dat er maar aan één van de twee voorwaarden wordt voldaan om onbeperkt te kunnen bijverdienen naast zijn/haar pensioen. Een voorbeeld om dit te verduidelijken: Karel is met pensioen. Hij is geboren in 1960 en ging in december 2020 op zijn 60ste verjaardag met pensioen. Hij is echter op zijn 15 jaar beginnen werken waardoor hij een loopbaan van 45 jaar kon voorleggen bij zijn pensionering. Dankzij deze loopbaan van 45 jaar, kan hij onbeperkt bijverdienen hoewel hij de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.
Wanneer er niet wordt voldaan aan één van de voorwaarden en de betrokkene bijvoorbeeld 63 jaar is met een loopbaan van 43 jaar, dan mag deze niet zomaar onbeperkt gaan bijverdienen. In dergelijk geval geldt er een plafond. Als dit grensbedrag niet wordt overschreden, behoudt de betrokkene het recht op zijn volledig pensioen. Als het plafond wel wordt overschreden, zal de betrokkene minder of geen wettelijk pensioen meer ontvangen. Men moet dus in het achterhoofd houden dat nevenactiviteiten soms ook financieel een wrang gevoel kunnen nalaten.
Vanuit een fiscaal oogpunt veranderde er eigenlijk niets met deze nieuwe Di Rupo-stimulans. Alles wat een gepensioneerde bijverdiende, werd belast als gewoon beroepsinkomsten. Hierdoor kon een centje bijverdienen, vanuit fiscaal oogpunt, zelfs nadelig uitvallen voor een gepensioneerde. Het is namelijk zo dat een belastingplichtige met een laag pensioen recht heeft op een bijkomende belastingvermindering. Door wat bij te klussen, kon de gepensioneerde zijn recht op een bijkomende belastingvermindering echter verliezen.
In mei 2018 kwam hier, op fiscaal vlak, verandering in. De ‘bijkluswet’ werd geïntroduceerd waardoor verschillende categorieën van personen belastingvrij kunnen gaan bijverdienen. Eten bestellen via Deliveroo, klussen bij de buren, … dit zijn allemaal uit het leven gegrepen fenomenen die deze nieuwe regelgeving fiscaal voordelig wil behandelen. Deze fiscale regelgeving omtrent het bijklussen, of vandaag de dag ook wel als “plussen” bekend, is ook van toepassing op gepensioneerden. Een gepensioneerde die in zijn vrije tijd klusjes wil doen tegen betaling kan dit nu doen tot maximum EUR 6.340 voor inkomstenjaar 2020 zonder belastingen of sociale bijdragen te moeten betalen. Hierbij moet worden benadrukt dat ongeacht of een gepensioneerde al dan niet onbeperkt mag bijverdienen op vlak van sociale zekerheid, er altijd een beperking zal gelden op het onbelast bijverdienen. Het plafond van EUR 6.340 voor inkomstenjaar 2020 is een jaarplafond en geldt voor het totaal aan inkomsten uit occasioneel klussen bij particulieren, verenigingswerk en deeleconomie. De betrokkene kan dus niet enerzijds EUR 6.340 bijverdienen via een deeleconomieplatform en daarnaast ook nog eens bijklussen in een vereniging of bij medeburgers. Indien dit grensbedrag wordt overschreden, worden alle inkomsten, en dus niet enkel het deel boven het plafond, gekwalificeerd en belast als beroepsinkomsten of divers inkomen. Hierdoor stijgen de beroepsinkomsten en mogelijks het belastingtarief waardoor het belastingpercentage tot 50% (excl. gemeentebelastingen) kan oplopen. Indien de inkomsten als divers inkomen wordt gekwalificeerd, zal er een vast belastingtarief van 33% aan belastingen moeten worden betaald.
Er bestaan drie vormen van activiteiten waarmee je onbelast kan bijverdienen: verenigingswerk, occasionele diensten van burger aan burger en activiteiten in de deeleconomie. Per maand geldt er een bijkomende grens voor de inkomsten uit verenigingswerk en uit diensten aan burgers. Deze mogen niet meer bedragen dan EUR 528,33 per maand. Voor activiteiten in de sportsector, geldt de uitzonderlijke limiet van EUR 1.056,66 euro per maand sinds 1 januari 2020. De jaarlimiet blijft wel dezelfde.
1. Verenigingswerk
Verenigingswerk zijn activiteiten die verricht worden ten behoeve van één of meerdere personen, van een groep of organisatie of van de gehele samenleving. De gepensioneerde voert hier taken uit voor een feitelijke vereniging, een publieke of private rechtspersoon en wordt hiervoor vergoed. Voorbeelden zijn gidsen of sporttrainingen geven. De diensten mogen niet professioneel zijn, maar mogen wel met vaste regelmaat gebeuren. In het kader van het verenigingswerk is het perfect mogelijk om het grasveld van een voetbalploeg wekelijks te onderhouden.
2. Occasionele diensten van burger tot burger
Een gepensioneerde mag occasioneel bepaalde diensten rechtstreeks en tegen betaling verrichten voor een andere burger zoals bijvoorbeeld de buurman. Voorbeelden hierbij zijn kinderoppas, bijlessen geven, hulp bij administratie, het gras afrijden, enzovoort. De diensten mogen geen beroepsmatig karakter hebben. Daarnaast moeten de activiteiten occasioneel blijven wat betekent dat men niet op vaste regelmaat mag gaan klussen bij een medeburger. Zo mag men het gras van de buren niet elke week afrijden.
3. Activiteiten in de deeleconomie
Het betreft een dienstverlening door een burger aan een burger via een erkend internetplatform. Een gepensioneerde kan via dit systeem bijklussen indien dit gebeurt via een deeleconomieplatform dat erkend is door de FOD Financiën. Het verschil met de occasionele diensten van burger tot burger is dat dergelijke diensten rechtstreeks gebeuren terwijl deze diensten via een platform gebeuren. Bekende voorbeelden hierbij zijn: Deliveroo, Uber Eats of Helpper.
Zo onbelast bijverdienen naast het pensioen klinkt helemaal niet zo slecht, horen we u al denken. Het Grondwettelijk Hof heeft hier echter een stokje voor gestoken. Eind april 2020 besliste het Grondwettelijk Hof namelijk dat de bijkluswet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en deze bovendien discriminerend is. De bijkluswet werd bijgevolg vernietigd. Tot en met 31 december 2020 kan een gepensioneerde zich nog beroepen op het bovenstaande en gebruik maken van de regelgeving omtrent het onbelast bijklussen. Vanaf 1 januari 2021 is onbelast bijverdienen echter niet meer mogelijk. De toekomst blijft nog een groot vraagteken. Op dit ogenblik werd er namelijk nog niet uitgemaakt hoe de bovenstaande activiteiten vanaf 2021 zullen worden belast.
Gezien de activiteiten via deeleconomieplatformen voor 2018 reeds een eigen regeling hadden, is de kans reëel dat deze regelgeving omtrent deeleconomie opnieuw van toepassing zal zijn. Maar wat dan met burgers die klusjes uitvoeren of actief zijn in het verenigingsleven? Hier bestaat er veel minder duidelijkheid over het lot van occasionele diensten van burger tot burger en verenigingswerk. Zonder nieuwe wetsbepalingen met betrekking tot het belastingregime voor verenigingswerk en burgerdiensten zullen de inkomsten hieruit niet meer in aanmerking komen voor belastingvrijstelling vanaf inkomstenjaar 2021. Dit zou willen zeggen dat de inkomsten ofwel als occasionele inkomsten moeten worden aangegeven en belast worden aan 33%, ofwel als beroepsinkomsten waarbij het belastingpercentage dan afhangt van de progressieve belastingschalen (tot 50% excl. gemeentebelastingen) waarin de gepensioneerde zit.
Een mogelijkheid is dat de wetgever de komende maanden een nieuwe regeling uitwerkt die minder verregaand is. Hieromtrent werd tot op vandaag echter nog maar weinig over gecommuniceerd.
Bron: Tijdschrift VIW – Auteur: Natacha Vander Borgt, Sophie Blieck (EY – P.A.S)